Structuur van de subjectieve ervaring

De structuur van de Subjectieve ervaring

Ontwikkeling en leren is het doelwit van de verandering van de subjectieve ervaring. Inzicht in de structuur van de subjectieve ervaring helpt bij het effectief (bege)leiden van de verandering.

“The greatest revolution of my life is the discovery that individuals can change the outer aspects of their lives by changing the inner attitudes of their minds.” – William James

(“De grootste omwenteling in mijn leven is de ontdekking dat mensen de uiterlijke aspecten van hun leven kunnen veranderen door de innerlijke houding van hun geest te veranderen.”)

Elke ervaring wordt gekenmerkt door gedrag, gedachten (de afwezigheid daarvan kan ook significant zijn), gevoelens en overtuigingen. Als deze elementen hebben te maken met de intra-actie: hoe de persoon in kwestie met zichzelf communiceert.

Je kunt dit gestructureerd uitdiepen met behulp van de volgende vragen:

  • Wat doe je? Hoe kijk je? Hoe zijn je gebaren?
  • Wat denk je? Hoe denk je? Welke beelden?
  • Wat voel je? Waar voel je dat?
  • Wat vind je belangrijk?
  • Wat geloof je? Waar ga je vanuit?

Het hier gebruikte schema van de structuur van de subjectieve ervaring werd in de jaren tachtig ontwikkeld door psychologen en NLP-trainers Jaap Hollander en Anneke Meijer van het IEP te Nijmegen. Zij baseerden het op hun beurt weer op een schema van de Amerikaanse psychotherapeute en NLP-trainer Barbara Witney.

Elke ervaring is een subjectieve ervaring. Een andere weergave van dit communicatieproces is het model “structuur van de subjectieve ervaring”. Het menselijk gedrag is waarneembaar; we kunnen zien en horen wat mensen doen en zeggen. Gedrag is dus extern waarneembaar. Ons gedrag echter wordt aangedreven door innerlijke weergaven, wat we denken en voelen. Uit de zintuiglijke waarneming creëren we onze gedachten en gevoelens. Deze innerlijke processen bepalen ons extern gedrag.

Het externe gedrag is een weerspiegeling van gevoelens en gedachten, de innerlijke processen.

  • Het gedrag wordt gevoed door waarden en overtuigingen en filteren tegelijkertijd wat en hoe je de buitenwereld waarneemt.
  • De taal en gebaren, die mensen gebruiken, geven vaak effectief hun eigen innerlijke ervaring weer.

Ik zit achter mijn computer, ik lees de tekst. Mijn wenkbrauwen fronsen zich en ik schud mijn schoof. Ik voel een licht gespannen gevoel in mijn buik, ik merk dat ik niet tevreden ben over mijn tekst. Ik denk: dat is niet goed geformuleerd, het klopt gewoon niet.

Ervaringen kunnen van elkaar verschillen. De ene ervaring is problematisch, de andere meer doelgericht. Merk het verschil tussen het bovengenoemde voorbeeld en het onderstaande.

Ik zit achter mijn computer, ik lees de tekst. Mijn wenkbrauwen gaan licht omhoog, mijn hoofd gaat in een nadenkhouding, iets scheef. Ik vraag mezelf af: wat klopt hier niet? De toon is nieuwsgierig. Ik merk dat ik zit te broeden op de juiste woorden, het rommelt op een grappige manier in mijn buik. Ik hoop even weg om een kop koffie te zetten.

Innerlijke drijfveren: criteria en waarden

In ontwikkeling en leren zijn de criteria / de waarden de grondslag / aanleiding voor (gewenste) verandering en de voeding naar verwachtingen.

Waarom is een probleem een probleem? Waarom is een doel een doel? Of misschien beter: wanneer iet iets een probleem? Wanneer is iets een doel? Een probleem ontstaat wanneer iets dat voor jou belangrijk is, een criterium / een waarde, niet bevredigd is.

Een doel ontstaat wanneer je iets dat voor jou belangrijk is, een criterium / waarde wilt realiseren. Criteria / waarden zijn de grondslag dan wel drijfveren tot verandering / ontwikkeling.

Criteria zijn woorden waarmee uitgedrukt wordt wat belangrijk voor je is. Als iets heel belangrijk voor je is, zijn dat waarden, jouw kernwaarden die centraal staan in jouw leven.

Je eigen criteria spreken eigenlijk al vanzelf, in je gedrag en in je waarneming. Het is soms lastig om er precies woorden aan te geven. Criteria en waarden zijn de grondslag en drijfveren tot jouw ontwikkeling en de filters voor hoe je de informatie van de buitenwereld waarneemt.

We besluiten na de training nog wat te gaan drinken. We doen de deur van een klein café open. Iemand trekt zijn neus op en zegt: ‘Wat benauwd hier, laten we maar ergens anders naar toe gaan.’ Een ander hoort swingende muziek uit de boxen klinken en zegt vrijwel gelijktijdig: ‘Leuke kroeg zeg!’

Voor de ene persoon is frisse lucht belangrijk en voor de ander gezelligheid. Door hun verschillende criteria kijken ze ook anders naar de wereld.

Verschillen in criteria kom je niet alleen tegen bij cafébezoek! Ook deelnemers zullen verschillen in wat zij in relatie tot de training belangrijk vinden. Of in andere dingen / momenten.

Elk gedrag is gericht op het bevredigen, het realiseren van een criterium. Dat is de positieve intentie achter gedrag. Met andere woorden: alles wat je doet, staat in het teken van het halen van je eigen criterium. Hiermee wordt uitdrukkelijk niet bedoeld dat elk gedrag positief is.

Criteria voeden vaak de verwachtingen die mensen hebben van andere mensen. “Zoiets doe je toch niet!” of “Ik ben teleurgesteld”, zijn uitspraken waarin dit duidelijk wordt. Alleen wordt niet duidelijk welk criterium hier ‘overtreden’ wordt. Het realiseren van een criterium vraagt om specifiek gedrag. Het is van belang om duidelijk aan te geven, te definiëren wanneer wel en wanneer niet aan een bepaald criterium is voldaan en hoe daar waarneembaar is. De vraag naar het gedragspecifieke bewijs is dan ook; wat moet er voor jou gezegd, gedaan, gevoeld worden, zodanig dat je zegt: “Nu is aan mijn criterium van respect voldaan?”

Een trainee geeft aan dat ‘respect’ voor hem belangrijk is. Respect is voor hem het criterium of de waarde, waaraan de gang van zaken tijdens een training moet voldoen. Hoe weet hij dat er aan ‘respect’ voldaan is? Dit is de vraag naar het zintuigelijk specifieke bewijs.

Hij geeft aan: ‘als ik mijn zegje kan doen en merk dat er geluisterd wordt. Als ik voel dat er ruimte is voor mijn eigen manier van doen. Als mensen niet met andere dingen bezig zijn op het moment dat anderen aan het woord zijn.’

Criterium            Zintuiglijk specifiek bewijs

Respect               ‘Als ik mijn zegje kan doen en merk dat er geluisterd wordt. Als ik voel dat er ruimte is voor mijn eigen manier van doen. Als mensen niet met andere dingen bezig zijn op het moment dat anderen aan het woord zijn.’

Wat het complex maakt, is dat een andere trainee onder ‘respect’ wel eens iets heel anders kan verstaan. Het actief inzetten van je taal- en voorstellingszin, maakt het je mogelijk door te vragen: ik hoor wat je zegt én ik ben benieuwd naar wat je bedoelt.


De structuur van de Subjectieve ervaring


NLPro-Groep Kennisbank

Reactie plaatsen