Evolutie en emotie

Evolutie en emotie

“In  the long history of humankind (and animalkind,  too)  those  who leamed to collaborate and improvise most effectively have prevailed.” – Charles Darwin

Darwin en de evolutietheorie

De evolutietheorie van Charles Darwin inspireerde veel psychologen. Hoewel de evolutietheorie veel voorlopers had, zorgde Darwin voor een doorbraak door het proces van afstamming met verandering zorgvuldig te documenteren. Charles Darwins theorie had belangrijke implicaties voor de psychologie. Mensen zijn geëvolueerd uit dieren en hierdoor kon hun gedrag bestudeerd worden zoals men dierlijk gedrag bestudeerde. Het was zinvol om de gelijkenissen en verschillen tussen dierlijk gedrag en menselijk gedrag te onderzoeken

Een van de belangrijkste vragen waar mensen mee geconfronteerd worden is: waarom gedragen personen zich op een bepaalde manier? We willen dat graag van anderen weten, maar ook van onszelf. Motivatie verwijst naar de factoren die ertoe leiden dat een individu zich op een bepaald moment op een bepaalde manier gedraagt. De motivatie beïnvloedt de richting van het gedrag (welke doelen men zal nastreven). De intensiteit van het gedrag (hoeveel inspanningen men zal leveren). En de volharding van het gedrag (hoe goed men zal volhouden tot het doel bereikt is). Motivatie is een theoretisch concept dat we afleiden uit de observeerbare gedragingen.

Motivatie

Er bestaan verschillende indelingen van motivaties.

Motivatie hangt samen met emotie. Mensen worden aangetrokken tot activiteiten die op het moment zelf als aangenaam ervaren worden en waarvan ze aangename gevolgen verwachten. Zij vermijden activiteiten die als onaangenaam ervaren worden en waarvan ze onaangename gevolgen verwachten. Er zijn twee manieren waarop de richting van het gedrag beïnvloed kan worden.

  • Away from pain (weg van): Enerzijds kunnen motivaties het gedrag in een bepaalde richting duwen als gevolg van behoeften.
  • Toward Pleasure (naar toe): Anderzijds kunnen motivaties het gedrag in een bepaalde richting trekken door doelen die aantrekken of afstoten.

  • Mensen schrijven hun gedrag meestal toe aan een innerlijk verlangen: zij eten omdat ze honger hebben, zij leren omdat ze graag zouden slagen vanuit een behoefte aan sociale waardering, interessant werk, succes of macht. Volgens deze visie komt motivatie voort uit behoeften binnen het individu. De behoeften stuwen het gedrag zodat aan het verlangen voldaan wordt.

    Basisemoties

    Er zijn veel emoties, algauw enkele tientallen. Tot de vaker genoemde emoties behoren: angst, afgunst, berouw, bewondering, blijdschap, haat, hoogmoed, hoop, hulpeloosheid, jaloezie, liefde, minachting, neerslachtigheid, nukkigheid, onlust, opgewektheid, schaamte, schuldgevoel, seksuele begeerte, spijt, teleurstelling, trots, vastberadenheid, verdriet, verlegenheid, verontwaardiging, verveling, verwondering, verwijt en vreugde. Bij enkele hiervan kun je je afvragen of dat niet eigenlijk gevoelens zijn in plaats van emoties.

    Hier zijn in de loop der jaren heel verschillende antwoorden op gekomen. Vaak denkt men dat er vier basisemoties zijn: boos, bedroefd, bang en blij. Maar in onderzoek zijn ook andere basisemoties aan het licht gekomen, zoals verbazing en walging. Sinds Darwin in 1872 zijn baanbrekende boek over de expressie van emoties publiceerde, hebben wetenschappers zich vaak afgevraagd of er een bepaalde reeks basisemoties is, en zo ja, welke emoties daartoe zouden behoren. Deze vragen zijn op twee manieren onderzocht.
    • Volgens de eerste denktrant vormt een kleine reeks emoties, de primaire emoties, de basis voor ons gevoelsleven, en ontstaan de meeste andere emoties uit vermengingen van deze primaire emoties. Zo ontstaan er secundaire emoties.
    • De tweede denktrant gaat ervan uit dat er een klein aantal emoties met een biologische basis is, die vastgelegd zijn in de genen. Deze opvatting is sterk verbonden met de evolutievisie op emoties. Die biologische basis en genetische codering zijn echter moeilijk te observeren. Daarom verschillen theorieën ook in het aantal basisemoties: soms worden er vier genoemd, soms ook vijf of zes, of zelfs acht. Bijna altijd worden woede, verdriet, angst en blijdschap genoemd.

Evolutie en emotie

Gezichtsuitdrukkingen bij emoties

Paul Ekman noemt zeven emoties in zijn werk. Behalve de vier genoemde basisemoties noemt hij ook verbazing, walging en minachting. Hij baseert zijn zevental op jarenlang onderzoek naar de gezichtsuitdrukkingen bij emoties, dat hij samen met Wallace Friesen uitvoerde (Ekman & Friesen, 1979). De klassieke methode om vast te stellen welke emoties van het gezicht afgelezen kunnen

worden is, sinds Darwin daar als eerste mee begon, steeds geweest: het laten zien van foto's met verschillende gezichtsuitdrukkingen en dan vragen welke emotie van elk gezicht kan worden afgelezen. Sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw worden daarbij ook filmen videofragmenten gebruikt (Niedenthal et al, 2006).

Al in 1872 schreef Darwin dat gezichtsuitdrukkingen van emoties universeel zijn en niet in iedere cultuur apart worden aangeleerd. Ze zijn (volgens hem) biologisch bepaald en het product van de evolutie van de mens. Later onderzoek, bijvoorbeeld van Ekman en Friesen, stelde Darwin in het gelijk. Zij legden foto's van verschillende emotionele gezichtsexpressies voor aan waarnemers in verschillende culturen. Ze vonden dat onafhankelijk van taal of cultuur een identiek oordeel werd gegeven over dezelfde gezichtsuitdrukkingen. Dit vonden ze voor zes basisemoties: verbazing, angst, walging, woede, geluk en verdriet. Dit noemden ze de primaire emoties. Een viertal daarvan keert in de literatuur telkens terug: angst, woede, geluk en verdriet.

Een angstig gezicht kijkt scherper. Als je een angstig gezicht trekt, kun je beter om je heen kijken.

Druk je walging uit, dan sluit je je zintuigen juist enigszins af. Een angstige gezichtsuitdrukking dient niet louter als boodschap aan anderen dat je bang bent. Die typische gelaatstrek helpt je tevens om je ogen beter de kost te geven en daarmee dreigend gevaar eerder te ontwaren. Met een walgend gezicht doe je het tegenovergestelde: je sluit je af om smerige geuren of andere viezigheid te ontlopen. Mogelijk had Charles Darwin dan toch gelijk. Hij nam aan dat we met onze gezichtsuitdrukkingen niet louter aan de buitenwereld vertellen hoe we er emotioneel voor staan. Darwin vermoedde dat gelaatsexpressies ooit een nog basalere functie hadden: ze stuurden onze zintuigen.

Canadese psychologen laten zien dat de universele gezichtsuitdrukkingen van angst en walging niet zomaar een willekeurige vorm hebben aangenomen. De gezichten die we trekken doen iets met ons waarnemingsapparaat: angst verbreedt ons gezichtsveld een beetje, versnelt de oogbewegingen en vergroot de neusholten. Ons gezicht wordt er als het ware wijder van. Bij walging knijpt ons gelaat juist enigszins samen. Het gezichtsveld wordt kleiner, we zien objecten in de uithoeken minder snel en de doorgangen in de neus worden wat smaller. Vieze dingen zien of ruiken we zo wat minder. Bij walging krimpt het gezicht een beetje in elkaar. Mogelijk zien we hier een nalatenschap uit prehistorische tijden, vermoeden de psychologen. In eerste instantie hielpen gezichtsuitdrukkingen om onze zintuigen onder variërende omstandigheden 'in de juiste stand te zetten'. Later is die ingesleten expressie vooral als boodschap naar de medemens gaan dienen (Susskind, 2008).

Categorieën

Steun voor de opvatting dat er een beperkt aantal van elkaar te onderscheiden basisemoties bestaat, komt sinds de jaren zestig van de vorige eeuw ook uit de hoek van linguïstisch (op taalstudie gebaseerd) onderzoek naar basisfactoren achter emotionele uitdrukkingen. Een zeer duidelijk resultaat bieden Shaver en zijn collega's (1987), die aan mensen 135 kaarten voorlegden met emotie geladen woorden en namen van emoties en gevoelens. De mensen werd gevraagd om die kaarten op aparte stapeltjes te leggen, zodat er groepen van woorden met gelijke betekenis ontstonden. Ze beslisten zelf welke stapels ze maakten. De resultaten werden statistisch geanalyseerd (via hiërarchische clusteranalyse).

Uit deze analyse kwamen vijf of zes basiscategorieën tevoorschijn. Deze categorieën bleken goed overeen te komen met de zeven bekende basisemoties. De emoties uit het onderzoek zijn: verdriet (37 kaarten), vreugde (33 kaarten), woede (29 kaarten), angst (17 kaarten), liefde (16 kaarten) en verrassing (3 kaarten). Omdat verrassing zo'n kleine categorie is, zijn de onderzoekers geneigd om dit niet als een basisemotie op te vatten. Zo concluderen ze tot vijf basisemoties.

Op de volgende pagina staan per categorie een aantal voorbeelden van de emotie geladen woorden en namen van emoties en gevoelens uit het onderzoek.  We kijken naar zes 'kaarten' per categorie.

Hierbij valt op dat de emotie walging, die door Ekman en Friesen een aparte basisemotie genoemd wordt, in dit onderzoek in het cluster woede terechtgekomen is en dat de gevoelservaring liefde als een emotie wordt benoemd.

WoedeVerdrietAngstVreugdeLiefde
IrritatiePijnShockBlijdschapAffectie
FrustratieDepressieVreesOpwindingSympathie
RazernijWanhoopPaniekPlezierTederheid
WalgingTeleurstellingAlarmHoopCompassie
JaloezieSpijtSpanningOptimismeVerlangen
HaatSmartNervositeitOpluchtingPassie

Resultaten van een hiërarchische clusteranalyse op 135 emotie geladen woorden en namen van emoties en gevoelens (Shaver et al, 1987).

De drie basale emoties die worden gezien als de bron van alle emoties.

Zuivere woede is een heel primaire emotie. Leijssen (1995) noemt het een gezonde reactie op een overschrijding van persoonlijke grenzen. Woede dient ter bescherming van wat dierbaar en kwetsbaar is, zoals het eigen lijf of het eigen territorium. Vaak zet Woede aan tot agressie. Woede kan zich uiten in woorden (schelden, schreeuwen) of in daden in de vorm van fysiek geweld (slaan, schoppen, handtastelijkheden of zelfs het gebruik van wapens). Je zou kunnen zeggen dat woede de gevoelscomponent van agressie is. Milde vormen van woede worden aangeduid met woorden als ergernis, geprikkeldheid of irritatie. Gematigde vormen met de termen boosheid, kwaadheid en toorn. En sterkere vormen met driftbuien, woedeaanvallen of razernij. Als iemand zijn woede niet laat blijken, terwijl hij wel kwaad is, is er sprake van opgekropte woede.

Leijssen (1995) noemt verdriet een natuurlijke ontlading als het leven ons teleurstelt, als onze wensen en verwachtingen niet uitkomen of als we iets moeten loslaten waaraan we gehecht zijn. Een leven zonder tegenslagen bestaat niet. Iedereen komt in aanraking met gebeurtenissen die pijn veroorzaken en met mensen die tekortschieten of zelfs wreed kunnen zijn. Er is veel dat we niet onder controle hebben; onze kwetsbaarheid is onvermijdelijk. Kinderen laten ons helder zien dat huilen een spontane menselijke reactie is als de dingen tegenzitten en dat het na de huilbui over is.

Angst is in wezen een nuttig en belangrijk signaal voor de mens (Leijssen, 1995). Angst maakt alert, scherpt de zintuigen en verhoogt het instinctief reactievermogen, wanneer er gevaar dreigt. Bij angst brengt het sympathische zenuwstelsel het lichaam in een toestand van paraatheid. Dit doet het zenuwstelsel tezamen met het hormoon adrenaline door de hartactie te stimuleren, de ademhaling te versnellen en het bloedglucosegehalte te verhogen. Het bloed wordt met name naar de handen en voeten gestuurd. De adrenaline zorgt er ook voor dat het bloed elders vandaan komt, zoals uit de keel, maag en darmen. Zo zorgt het voor het remmen van de activiteit van het spijsverteringskanaal.  Alles wat niet te maken heeft met vluchten of aanvallen wordt uitgeschakeld. Het sympathische zenuwstelsel zet aan tot een vecht-, vlucht- of vriesreactie.

Emotie

Een emotie is dus een innerlijke beleving. Of een gevoel van vreugde, angst, boosheid, verdriet, walging, minachting, verbazing, schuld, schaamte of mentale pijn dat door een bepaalde situatie wordt opgeroepen of spontaan kan optreden. Emoties gaan gepaard met subjectieve gevoelens maar ook met lichamelijke reacties en bepaalde expressies in het gedrag.

In biologische zin kan men een emotie ook definiëren als een reactie van onze hersenen op een affectieve prikkel. Het is feedback van een organisch systeem aan dat systeem over de betekenis van de ervaring welke het systeem op dat moment doormaakt. Dit komt zowel bij mensen als dieren vrijwel automatisch tot uiting in een bepaald patroon van gedrag (bijvoorbeeld vluchten of vechten of afwachten) en fysiologische reacties. Het gevoel kan dan gezien worden als een speciale uiting of vorm van emoties die typisch is voor mensen, namelijk de bewuste beleving, of mentale reflectie van een emotie.

Een emotie kan worden opgeroepen door:

  • het waarnemen van externe gebeurtenissen
  • de eigen gedachten of fantasie
  • een stemming

Het is lastig om aan te geven welke specifieke gebeurtenissen of prikkels uit de omgeving aanleiding geven tot emoties. Het kunnen negatieve gebeurtenissen zijn die met gevaar zijn geassocieerd, en daardoor een gevoel van angst oproepen. Maar het kunnen ook positieve gebeurtenissen zijn die gevoelens van veiligheid of blijheid oproepen. Emotionele reacties zijn voor een deel aangeboren en voor een deel aangeleerd. Een voorbeeld van een dergelijk aangeboren emotionele reactie is angst.

Sommige mensen zijn angstiger dan anderen. Dit kan te maken hebben met hun aanleg. Angst of vrees voor bepaalde situaties of voorwerpen kan echter ook het gevolg zijn van een leerproces. Zo kan een neutrale gebeurtenis door associatie met een schadelijke gebeurtenis op den duur angst gaan oproepen. Dit proces heet conditionering.

Emoties zijn niet altijd even makkelijk rechtstreeks in iemands gedrag of gelaatsexpressies te herkennen. Dit komt omdat zij zich vaak 'binnen ons zelf' afspelen. Ook zijn mensen in staat emoties als blijdschap of verdriet te veinzen, of de uiterlijke manifestaties van emoties te onderdrukken. Deze onderdrukte emoties zijn soms toch, zij het indirect, te herkennen aan de lichaamstaal. Vooral de gezichtsuitdrukking en de stemklank spelen daarbij een grote rol. De fysiologische reacties die door meer intense emoties worden opgeroepen, zijn echter moeilijk te onderdrukken. Van dit principe wordt bijvoorbeeld bij de leugendetector gebruikgemaakt. Men kan emoties rangschikken naar valentie (aard of type) en intensiteit. In elk paar hieronder is eerstgenoemde minder intens dan laatstgenoemde emotie.

  • sympathie en liefde
  • afkeer en walging
  • woede en razernij
  • droefenis en wanhoop
  • bezorgdheid en vrees
  • wantrouwen en paranoia
  • vreugde en uitgelatenheid
  • verrassing en overrompeld zijn
  • erotiek en seksuele opwinding

Emoties vormen de motivatie voor gedrag. Emoties sturen gedrag aan dat expressief is of juist niet.

Expressief gedrag doet zich meestal voor naar aanleiding van gebeurtenissen die door een waarnemer of door het subject als afschrikwekkend, wenselijk of spannend worden ervaren. De term 'expressief' wordt gebruikt, omdat het gedrag maakt dat een toeschouwer aan de persoon of het dier in kwestie een emotionele gesteldheid toeschrijft. Zelfs wanneer er geen directe aanleiding voor het gedrag te bespeuren valt bijvoorbeeld; Het maakt dat een kind bang wordt voor de hond waar een ander ook al bang voor is.

Dit alles maakt expressief gedrag tot een geschikt uitgangspunt voor het onderzoek naar emotie. Waarom bestaat zulk gedrag? Hierbij zijn diverse onderling samenhangende vragen in het geding. Ten eerste: waarom gaan de verschillende emoties vergezeld van expressief gedrag? Oftewel, waarom treedt dit gedrag op bij gebeurtenissen die 'verbazingwekkend', 'vermakelijk' of

'angstwekkend' worden genoemd, en waarom gaat het gepaard met de subjectieve beleving die men met 'verbazing', 'vermaak' of 'angst' aanduidt? Ten tweede: waarom zijn de verschillende vormen van expressief gedrag zoals ze zijn? Waarom neemt bijvoorbeeld de reactie op droevige gebeurtenissen of de reactie op gevoelens van verdriet de vorm aan van huilen, tranen, gesnik, neergetrokken mondhoeken enzovoort? Ten derde: wat is de aard van expressief gedrag? Heeft het een functie, of is het iets dat zich toevallig voordoet?

Expressie

Darwin (1872) verklaarde de expressie op grond van drie principes die nog steeds hun invloed doen gelden op de theorievorming op dit gebied. Met name het eerste principe, dat van de 'nuttige, geassocieerde gewoonten', heeft grote opgang gemaakt. Dit heeft dan ook het grootste verklarende vermogen. Bepaalde complexe handelingen hebben bij bepaalde gemoedstoestanden een nut voor het verlichten of bevredigen van bepaalde gevoelens of verlangens enzovoort. Wanneer nu dezelfde gemoedstoestand wordt opgewekt is men geneigd, uit gewoonte en door associatie, dezelfde handelingen te verrichten. Al hebben deze dan niet het minste nut.

Dit principe wordt meestal gebruikt om aan te tonen dat Darwin expressies beschouwde als niets anders dan erfelijke overblijfselen. We moeten hierbij echter enkele kanttekeningen plaatsen. Ten eerste zijn 'expressies' volgens dit principe handelingen die tenminste onder bepaalde omstandigheden van nut zijn. Ten tweede wordt hun aanwezigheid onder omstandigheden waarin zij niet van nut zijn toegeschreven aan gewoonten en associaties, die dan erfelijk zouden zijn geworden. Vanaf het moment dat dreiging bij een baby behalve angstgevoelens ook een nuttige reactie veroorzaakt, namelijk huilen, zal angst onder alle omstandigheden gepaard gaan met huilen, en dit verband wordt vastgelegd in de evolutie. Interessant in dit opzicht is dat Darwin vooral een beroep deed op deze ontwikkelingsprincipes ter verklaring van reflexmatig, onwillekeurig gedrag. Hij nam hiervan aan dat het zijn oorsprong had in willekeurig gedrag bij baby's. Slechts enkele vormen beschouwde hij als afkomstig van voorouders, bijvoorbeeld pruilen of het ontbloten van de tanden als uiting van woede.

Wat van belang is, is dat veel expressies bij mensen een functionele betekenis hebben, zelfs volgens Darwin, al is het maar onder bepaalde omstandigheden of alleen bij baby's. Zelfs voor Darwin zijn het niet slechts 'overblijfselen van communicatieve handelingen', zoals ze dat bijvoorbeeld volgens Mandler zijn.



NLPro-groep kennisbank

Reactie plaatsen