Metaprogramma’s

Metaprogramma’s

Overdrijven maakt duidelijk

Onder dit motto beschrijven we de metaprogramma's in hun meest zuivere vorm.

Het is goed om je te realiseren dat de metaprogramma's op een aansluitende lijn bestaan. Met andere woorden: ze komen niet per definitie in extremen voor, maar kunnen in allerlei gradaties actief zijn; hetzij tegelijkertijd het­ zij na elkaar. De zuivere  beschrijving dient een makkelijk  onderscheid in de praktijk mogelijk te maken.

In werkelijkheid maakt ieder metaprogramma deel uit van een (op dat moment functionerend) samengesteld geheel van meerdere metaprogramma's. Daardoor kan het zo zijn dat sommige kenmerken versterkt worden, terwijl andere kenmerken door  dit samenspel van metaprogramma's juist afgezwakt worden. Het systematisch inzichtelijk maken van deze complexiteit staat centraal  in de volgende hoofdstukken.

Grondslag: Criteria

Motivatie wordt  gebaseerd/gegrond op dat wat belangrijk is voor het individu, de criteria.

Metaprogramma's en Criteria hebben een directe samenhang binnen een bepaalde context. Criteria hebben betrekking op de  'inhoud', metaprogramma's op de 'vorm', de manier waarop de criteria en de subjectieve ervaring gerealiseerd worden.

Kenmerken Criteria:

  • onze maatstaf, dat wat belangrijk is
  • expliciet dan wel impliciet uitgedrukt in sleutelwoorden, sleutelzinnen
  • werkzaam bij waarnemen en motiveren
  • werkzaam bij opereren en evalueren/beslissen
  • verhoogd energieniveau

Paarden Fokken:

Karin (lyrisch): Thuis fokken we paarden. Dat is hartstikke mooi. Wanneer een veulen geboren wordt en voor  het eerst op zijn benen gaat staan, is dat nog een beetje wankel, maar algauw begint het zich zekerder te  bewegen. Dat is een prachtig  gezicht.'

Bert:  'Oh ja .. .'

Karin (nonchalant): 'Ja en na een tijdje komt  dan de eerste keuring. En als dat goed  uitvalt,  dan stijgt de waarde van zo'n paard.'

Bert (geïnteresseerd):  'Zo, dat is  mooi!' 

Karin: 'Dan komt het op het trainen aan. Zo mooi om te  zien hoe het paard zich beweegt in galop, in draf.  Ik kan er wel uren naar kijken.'

Bert:  'Ja, ja.' 

Karin: 'Och ja, en dan komt er nog een volgende keuring . '

Bert: 'En als hij dan goedgekeurd  is, stijgt de waarde dan van zo'n paard?'.

Karin (nonchalant): 'Ja, dat kan wel oplopen tot zo'n vijfduizend euro.' 

Bert: 'Vijfduizend euro! Dat is geweldig!'

Voor Karin is vooral het zien bewegen van het paard belangrijk. Voor Bert ligt de waarde van het paard vooral in geldelijke waarde.

Uitleg van criteria

Onder een criterium verstaan we: dat wat belangrijk is voor de persoon, een maatstaf. Deze zijn uitgedrukt in sleutelwoorden (bijvoorbeeld: eerlijkheid, verantwoordelijkheid, schoonheid,  creativiteit) en ook geuit via een non-verbale nadruk. Criteria werken op de verschillende niveaus van  onze ervaring. Wij hebben criteria voor omgeving, voor gedrag en ook rationele en emotionele criteria. Onze 'kerncriteria' of 'hooggewaardeerde criteria' vormen onze waarden.

Positieve emoties zijn een uitdrukking van een ervaring die voldoet aan in die context relevante waarden. Negatieve (in de zin van  ongewenste) emoties zijn een uitdrukking van een ervaring die niet voldoet aan in die context relevante waarden. Als onze waarden geweld wordt aangedaan, kan dat zelfs tot zeer heftige emoties leiden.

We gebruiken criteria om betekenis te geven aan een ervaring en om deze ervaring te beoordelen.  In elke context hebben wij eigen criteria die in onze taal en gedrag tot uitdrukking komen. Niet al onze criteria zijn even belangrijk; wij creëren volgordes van belangrijkheid, hiërarchieën van criteria.

 Metaprogramma’s

De volgende metaprogramma's worden in de NLP practitioner geleerd.

Pro-actief

Kenmerken Pro-actief

  • initiatief nemend, handelend, doen
  • energie zit in de spieren
  • ervoor zorgend dat dingen gebeuren, gedaan worden
  • actief (niet vooraf  'be'denkend)
  • doen zonder denken

Re-actief

Kenmerken Re-actief

  • denkend, reflecterend ertegenaan gaan
  • energie zit in het hoofd
  • de tijd  nemend om te begrijpen, voor te bereiden
  • wacht op de dinqen die gebeuren, die anderen doen
  • denken zonder doen

Naar toe

Kenmerken Naartoe

  • gericht op doelen
  • wil bereiken
  • stelt prioriteiten
  • willen centraal
  • wil iets insluiten
  • moeite  met het onderkennen van problemen

Weg van

Kenmerken Weg van

  • gericht op problemen
  • wil fouten/problemen vermijden
  • wil iets uitsluiten
  • weinig oog voor het doe
  • niet willen centraal
  • moeite met het stellen prioriteiten

Interne referentie

Kenmerken interne referentie

  • De eigen  criteria  en bevindingen (interne standaarden)
  • eigen criteria staan centraal (innerlijke standaard)
  • beslist zelf over wat  en hoe te doen
  • Open voor informatie, beslist daar zelf over
  • Evalueert kwaliteit op basis van eigen bevindingen ten aanzien van kwaliteit
  • Heeft moeite de mening en richting van anderen te accepteren

Externe referentie

Kenmerken externe referentie

  • Criteria en bevindingen van anderen (externe standaarden)
  • stelt de criteria van anderen centraal (externe standaard)
  • heeft  anderen nodig om richting te houden
  • Open voor de mening van anderen
  • Vertrouwt op andermans bevindingen
  • Zoekt bevestiging
  • Interpreteert informatie als richting of besluit
  • Moeite met nemen van beslissingen

Opties

Kenmerken Opties

  • Ziet altijd andere mogelijkheden, doelstellingen, manier, wegen, kansen
  • Gemotiveerd om alternatieven te ontwikkelen
  • Centraal staan: het waarom, de reden voor de keuze
  • Goed in ontwikkelen en bijstellen van procedures
  • Kan verscheidene dingen tegelijkertijd aanpakken
  • Moeite met het volgen van procedures en het afmaken van dingen

Procedure

Kenmerken Procedure

  • Werkt volgens stappenplan
  • Gemotiveerd om de procedure te volgen; is daar ook goed in
  • Maakt af wat gestart wordt
  • Doet dingen één voor één
  • Centraal staan: het hoe, een stappenplan, het in volgorde vertellen
  • Geeft chronologische overzichten van activiteiten
  • Moeite met improviseren en ontwikkelen van procedures

Voldoet wel

Kenmerken Voldoet wel (matching)

  • gelijk is sleutelwoord
  • merkt op wat  er is
  • zoekt  naar aansluiting op criteria
  • vraagt zich af wat  en hoe het past
  • aandacht voor  het gemeenschappelijke

Voldoet niet

Kenmerken Voldoet niet (mismatching)

  • ongelijk is sleutelwoord
  • merkt  op wat  er niet is
  • wat  niet past
  • wat  mist
  • verschillen in criteria
  • wat  fout  is

Controle binnen zelf

Kenmerken Controle binnen zelf

  • interne focus waar het gaat om oorzaken
  • gaat uit van controleerbaarheid
  • 'makes things happen!'
  • erkent het eigen aandeel

Controle buiten zelf

Kenmerken Controle buiten zelf

  • externe focus waar het gaat om oorzaken
  • gaat uit van oncontroleerbaarheid
  • 'overkomt  van alles'
  • spreekt meer van toeval

Globaal

Kenmerken Globaal

  • Gericht op het grote  geheel
  • Hoge abstracties, lange termijn
  • Begrijpt informatie in 'big chunks'
  • Ruime focus
  • Moeite met veel details

Specifiek

Kenmerken Specifiek

  • Gericht op de details
  • Houdt zich bezig met 'small chunks', kleine stukjes informatie
  • Vraagt om specifieke instructies, lage abstracties
  • Korte nauwe focus
  • Moeite met het creëren van overzicht

NLPro-training Kennisbank

Reactie plaatsen